John Magnuson verliet de familieboerderij in het westen van Zweden al als 15-jarige, met slechts zes jaar basisschool op zak, om zijn geluk te beproeven in de textielindustrie in Borås. Na een korte tijd in Engeland te hebben gewoond en in de Baltische staten textiel te hebben verkocht, vond hij inspiratie op een onwaarschijnlijke plek: de bruisende havens van Amerika. Onder de indruk van de kwaliteit en verscheidenheid van de Amerikaanse werkkleding, die was gemaakt van een bijzonder duurzame denim en verkrijgbaar was in een groot aantal maten, begon hij deze in de jaren 1920 naar Zweden te importeren. Maar de prijzen waren hoog en de zendingen onbetrouwbaar. Goederen raakten vaak kwijt in de havens en John Magnusons frustratie groeide. Op een helder moment besloot hij zijn eigen werkkleding te produceren - in Zweden.
In 1925 begon hij met acht naaisters en een opzichter in een verlaten oude fabriek in het stadje Fristad. Hij noemde zijn bedrijf AB Skyddskläder, gebaseerd op het Zweedse woord voor “beschermende kleding”, dat hij later met succes in het officiële woordenboek van het land liet opnemen, maar het bedrijf zou altijd bekend blijven als Fristads.
De eerste paar jaar waren moeilijk, maar het keerpunt kwam toen John Magnuson een dealer in Stockholm vond en havenarbeiders in de Zweedse hoofdstad de nu iconische blauwe (amerikaanse) overalls van Fristads omarmden. Vanaf het begin waren het de hoge kwaliteit en de brede maatvoering die de werkkleding van Fristads onderscheidden van de rest. De stofkwaliteit werd meedogenloos getest in een machine die de oprichter zelf had gebouwd. En terwijl concurrenten slechts 5-6 maten van elk model aanboden, produceerde John Magnuson tot 34 maten, gebruikmakend van zijn Amerikaanse ervaring om aan de behoeften van elke werkkracht te voldoen.
“Toen arbeiders vroegen waarom ze Fristads moesten kiezen in plaats van goedkopere concurrenten, antwoordde mijn grootvader: ‘Omdat onze kleding twee keer zolang meegaat en je de juiste maat vindt zonder dat je een kleermaker nodig hebt’,” zei Erik Magnuson.
In 1928, slechts drie jaar na de start, was Fristads klaar om uit te breiden. John Magnuson kocht een stuk verwaarloosd land vlakbij het station van Fristad. De plaatselijke bevolking dacht dat hij gek was, maar zijn vooruitziende blik wierp zijn vruchten af. De fabriek groeide gestaag en werd in de jaren 1970 vier keer uitgebreid.
John Magnusons innovatieve denkwijze en vastberadenheid hielpen Fristads door de depressie, de Tweede Wereldoorlog en de grote textielcrisis, waardoor veel andere kledingfabrikanten hun deuren moesten sluiten. Tegen de tijd dat het bedrijf zijn hoofdkantoor naar Borås verplaatste, had John Magnuson het stokje doorgegeven aan de volgende generatie, met zijn oudste zoon Bertil als CEO en zijn jongste zoon Birger als productiemanager.
John Magnuson overleed in 1992, net voor zijn 100e verjaardag. Zijn nalatenschap leeft echter voort. Net zoals sommige merken synoniem zijn aan jeans, heeft Fristads zijn plaats verdiend als een legende op het gebied van werkkleding, door de standaard te blijven bepalen voor kwaliteit, innovatie en duurzaamheid in de industrie.